- Nederlands
- English
Het komst steeds vaker voor dat huisdiereigenaren hun hond of kat niet willen laten vaccineren, maar daarvoor in de plaats een titerbepaling willen inzetten. Ook is het meest gebruikte schema voor de basisvaccinaties van de hond in de loop der tijd veranderd. Dibevo-dierenarts Stijn Peters heeft daarom de informatie daarover in het Kenniscentrum herschreven.
Vaccinatie hond
Wanneer is het noodzakelijk om honden te vaccineren? En met welke middelen dient dat te gebeuren? Op deze pagina vind je het meestgebruikte schema voor de basisvaccinatie van de hond. Dit is een minimumschema dat is opgesteld door de Dibevo-dierenarts.
Het belang van vaccineren
Een vaccinatie zorgt voor de opbouw van afweer tegen ziekteverwekkers. Door gericht te vaccineren wordt een dier beschermd. Daarmee voorkom je infectie, verminder je de symptomen van ziekte en wordt verspreiding van de ziekteverwekker naar andere dieren beperkt. Hoe meer dieren gevaccineerd zijn, hoe meer een ziekteverwekker binnen een groep dieren wordt beperkt. Met een hoge vaccinatiegraad wordt daarmee de diergroep beschermd. Bij mensen wordt een vaccinatiegraad van 95% aangehouden om de populatie veilig te houden en ziekten uit te roeien. Voor mazelen en de bof wordt dit nog net gehaald. Bij honden wordt de vaccinatiegraad geschat op 50%, bij katten slechts 25%. Daarmee is er nog steeds een hoge infectiedruk door aanwezigheid van ziekteverwekkers in de populatie en bij wilde katten.
Er mag vaker gevaccineerd worden, maar niet minder vaak. Minder vaccineren leidt tot een onvoldoende afweer voor ziekten. Sommige fabrikanten kunnen een iets afwijkend schema hanteren.
Vaccinatieschema
Voor honden in Nederland is bescherming tegen Parvo (CPV), Hondenziekte (Carré, Distemper of CDV), Hepatitis (CAV) en Leptospirose nodig. Dit heeft te maken met het voorkomen van deze ziekteverwekkers binnen deze diersoortgroep. Organisaties als de WSAVA en AAHA adviseren om vanaf 6 weken leeftijd drie tot vier keer te vaccineren tegen de eerste drie ziekteverwekkers met steeds 3 weken tussen de vaccinaties om een goede bescherming op te bouwen. Het in Nederland gebruikte schema wijkt hier op onderstaande punten van af:
De WSAVA en AAHA adviseren om honden vanaf 6 weken leeftijd telkens te vaccineren tegen Parvo, Hondenziekte en Hepatitis; De vaccinatie start op 6 weken of 9 weken leeftijd en wordt 4 keer, respectievelijk 3 keer toegediend. De laatste vaccinatie vindt dan plaats op 16 weken leeftijd. Leptospirose wordt niet in elk land gerekend tot de basisvaccinaties, maar in waterrijke landen zoals Nederland, België en Duitsland wel.
Bij 6 weken
-Basisvaccinatie: Hondenziekte, Parvo
Bij 9 weken
-Basisvaccinatie: Parvo, Leptospirose
-Aanvullende vaccinatie: Kennelhoest 1. Neusenting eenmalig2. Injectie met booster
Bij 12 weken
-Basisvaccinatie: Parvo, Leptospirose, Hondenziekte, Hepatitis
-Aanvullende vaccinatie: Kennelhoest, 2. Injectie booster, Rabiës (3 jaar)
Bij 1 jaar
-Basisvaccinatie: Parvo, Leptospirose, Hondenziekte, Hepatitis
-Aanvullende vaccinatie: Kennelhoest
Bij twee 2 jaar
-Basisvaccinatie: Leptospirose
-Aanvullende vaccinatie: Kennelhoest
Bij 3 jaar
-Basisvaccinatie: Leptospirose
-Aanvullende vaccinatie: Kennelhoest, Rabiës
Bij 4 jaar
-Basisvaccinatie: Parvo, Leptospirose, Hondenziekte, Hepatitis
-Aanvullende Vaccinatie: Kennelhoest
Enz.
Duur van de bescherming
De mate van bescherming die een vaccinatie biedt is afhankelijk van meerdere factoren. Of een vaccinatie voldoende beschermt hangt onder meer af van de gezondheid van de hond, de aanwezigheid van maternale antistoffen (afweerstoffen van de moeder) en de aanwezigheid van andere ziekteverwekkers. Om deze reden worden vaccinaties herhaald of worden er stoffen aan het vaccin toegevoegd om de opbouw van antistoffen te versterken. Ondanks deze individuele respons op een vaccin wordt niet voor iedere vaccinatie een jaarlijkse herhaling geadviseerd nadat de basisvaccinatie is voltooid. Voor Parvo, Hondenziekte, Hepatitis en Rabiës wordt geadviseerd deze elke 3 jaar te herhalen.
Titerbepaling
Het komt steeds vaker voor dat huisdiereigenaren hun hond of kat niet willen laten vaccineren, maar daarvoor in de plaats een titerbepaling willen inzetten. In het oude Honden- en kattenbesluit en het huidige Besluit houders van dieren staat echter dat honden en katten ingeënt moeten zijn voordat ze naar een dierenpension mogen, maar daar is inmiddels verandering in gekomen: sinds januari 2016 is een titerbepaling toegestaan om te voldoen aan de vaccinatieplicht.
De rol van titeren
Titeren is de term die gebruikt wordt voor het meten van antistoffen tegen een specifieke ziekteverwekker in het bloed. Door het aantonen van antistoffen in het bloed kan een inschatting worden gemaakt van de mate van bescherming tegen een ziekteverwekker. Een lage of afwezige titer hoeft niet per sé te betekenen dat er onvoldoende bescherming is, omdat er ook sprake kan zijn van een lokale afweer op celniveau. Daarnaast blijven er na vaccinatie zogenaamde geheugencellen actief die bij een infectie snel antistoffen kunnen produceren. Voor ziekten zoals Parvo (CPV), Hondenziekte (CDV), Hepatitis (CAV) en Rabiës is de hoogte van de antistoffen in het bloed een betrouwbare factor om de mate van bescherming in te schatten. Dit geldt niet voor Leptospirose of Kennelhoest.
Het meten van het aantal antistoffen in het bloed is een momentopname. Volgens richtlijnen van de World Small Animal Veterinary Association (WSAVA) is een positieve testuitslag bij volwassen honden betrouwbaar genoeg om de titertest pas na een periode van 3 jaar te herhalen. Is drie jaar later de titer nog steeds voldoende, dan is de verwachting dat deze wederom drie jaar beschermend is. Bij gebrek aan voldoende wetenschappelijke gegevens wordt geadviseerd om hierna de titerbepaling jaarlijks uit te laten voeren. Voor honden die alleen hun basisvaccinaties hebben gehad als pup wordt geadviseerd om vanaf één jaar leeftijd jaarlijks te titeren. Ditzelfde geldt bij honden ouder dan 10 jaar in verband met een afnemende weerstand. Is de titer verlaagd of negatief op één van de vaccinatiecomponenten, dan wordt een vaccinatie geadviseerd.
Pup: Elke 2-3 weken testen
Hond 1 jaar*: Elk jaar testen
Hond > 1 jaar**: Elke 3 jaar testen Maximaal 2 keer met 3 jaar tussentijd, daarna jaarlijks testen
Hond > 10 jaar: Elk jaar testen
* Laatste vaccinatie vóór 16 weken leeftijd
** Laatste vaccinatie op 1 jaar leeftijd
Wettelijke eisen aan vaccinatie en de titerbepaling
Pensionhouders moeten zich aan de wet houden. In de wet staat dat honden die zich in een pension of andere inrichting bevinden binnen 7 weken na de geboorte moeten zijn gevaccineerd tegen Parvo, Hondenziekte en Hepatitis. Het bewijs van vaccinatie (veelal een dierenpaspoort of vaccinatieboekje) dient de vaccinatiedatum, het herhalingsinterval te bevatten, maar er mag gemotiveerd worden waarom hiervan is afgeweken. Zoals beschreven komt de wettelijke eis niet overeen met het in Nederland aangehouden vaccinatieschema, de vaccinatie tegen Hepatitis wordt veelal pas op 12 weken toegediend. Afwijken van het wettelijke vaccinatiebeleid wordt toegestaan, mits dit op het vaccinatiebewijs is gemotiveerd. De titerbepaling wordt op dit moment door de NVWA toegestaan om te voldoen aan de vaccinatieplicht, op voorwaarde dat deze voldoende onderbouwd is. Een aanpassing van de Regeling houders van dieren is nodig om dit wettelijk inzichtelijk te maken.